Hoe kwam ik eigenlijk te denken over doodzonde? Nou, ik las het boek The book against God van James Wood. Waar het over gaat, doet er verder niet zo toe. In dat boek komt de vraag over wat doodzonde is voor. De schrijver memoreert aan een bisschop in Durham die bepaalde mensen tegen de haren instreek en die namen twee mannen aan om het vuile werk voor hen op te knappen en als loon mochten ze de gewaden van de bisschop houden. Dat was natuurlijk best een goed loon want bisschopsgewaden zitten vol brokaat en gouddraad en is misschien wel versierd geweest met parels of edelstenen. De schrijver verbindt de daad aan doodzonde door te zeggen dat de dood letterlijk voor de zonde heeft betaald. Immers de vermoordde bisschop heeft zijn moordenaars zélf betaald met het gewaad van zijn lijf. Ik vond het een opmerkelijk verhaal. En begon na te denken over doodzonde. Helaas kan ik betreffend verhaal nergens vinden. Er zijn diverse bisschoppen in Durham geweest die middels moord of onder verdachte omstandigheden om het leven zijn gekomen maar het verhaal van de beloning heb ik nergens kunnen vinden. (als iemand het ergens heeft of weet te vinden, houd ik mij aanbevolen!)
En toen ik dan eenmaal in de schrijfmodus zat, vergat ik helemaal hoe ik eigenlijk op de gedachte was gekomen. Gelukkig ging de uitleg van de lezing van de dag over zonden en zo kwam ik dan weer op het originele punt terug. Vreemd genoeg had de lezing van de dag weer nauwelijks iets met zonden te maken. De Geest neemt soms een rare omweg.

| Heer God, mijn Beminde, als Gij U nog mijn zonden herinnert en daarom datgene niet doet waarom ik U voortdurend vraag, voltrek dan daarin uw wil, mijn God. Dat immers verlang ik het meest. wees goed en vol mededogen, en Gij zult in mij zonden gekend worden. En als Gij nu wacht op uw werken om terwille daarvan mijn bede in te willigen, geeft Gij mij dan die werken en volvoert Gij ze in mij. Zo ook het lijden dat Gij zoudt willen aanvaarden. Moge dit geschieden. en als Gij nu niet op mijn werken wacht, waarop wacht Gij dan, mij zeer milde Heer? Waarom talmt Gij? Als hetgeen ik U vraag in uw Zoon uiteindelijk toch gave om niet en mededogen moet zijn, neem dan mijn onbeduidende bijdrage. Gij wilt die toch. Schenk mij toch dat goed. Gij wilt immers evenzeer. |
| Want wie zal zich kunnen ontdoen van die povere wijze van handelen en zijn begrensdheid, als Gij hem niet opheft tot U in zuiverheid van liefde, mijn God? Hoe zal zich tot U kunnen opheffen de mens, die geboren en geschapen is in deze laagvlakte, als Gij hem niet omhoogtrekt, mijn Heer, met dezelfde hand waarmee Gij hem hebt gemaakt? Gij zult toch niet ontnemen, mijn God, wat Gij me eens hebt gegeven in uw enige Zoon Jezus Christus, in Wie Gij mij gegeven hebt alles wat ik maar verlang? Ik zal mij er daarom om verheugen, dat Gij niet zult talmen als ik van mijn kant blijf wachten. |
| Waarom stelt ge uit en wacht ge? Ge kunt immers God nu al beminnen met uw hart? (…) Acht u niet minderwaardig en let niet op de kruimels die van de tafel van uw Vader vallen. Trek naar buiten en beroem u op uw glorie. Verschuil u daarin en wees blij, en gij zult verkrijgen wat uw hart verlangt. |
Nog maar eens het rijtje hoofdzondes:
- Superbia (hoogmoed – hovaardigheid – ijdelheid)
- Avaritia (hebzucht – gierigheid)
- Luxuria (onkuisheid – lust – wellust)
- Invidia (nijd – jaloezie – afgunst)
- Gula (onmatigheid – gulzigheid – vraatzucht)
- Ira (woede – toorn – wraak – gramschap)
- Acedia (gemakzucht – traagheid – luiheid – vadsigheid)
Ik vind de moeilijkste zonde om mij van af te keren de woede. Ik kan heel slecht tegen onrechtvaardigheid en ik ben zeer gevoelig voor arrogant gedrag. Ik kan er slecht tegen als mensen zichzelf beter en groter en meer vinden dan ik (of dan wie dan ook) Ik denk dat ieder mens, zelfs ieder levend wezen zijn eigen intrinsieke waarde heeft. Deze waarde komt voort uit het feit dat ieder mens, ieder levend wezen eerst en vooral een gedachte van God was. Het woord van Jahweh werd tot mij gericht: Voordat Ik u in de moederschoot vormde, kende Ik u; Eer ge geboren werdt, heiligde Ik u, En bestemde Ik u tot profeet voor de volken! Jer.1, 4-5 En als ik dan die woede laat stromen, kan ik m moeilijk weer loslaten. Dat is wel echt een groot probleem voor mij. Ik kan wel goed ophouden ergens over na te denken wat me in de weg zit, maar dat is natuurlijk nauwelijks een oplossing. Dit probleem, de woede, komt dan ook steeds bij mij terug. Het is zaak dat ik ooit mijn innerlijke woede dusdanig de kop indruk dat ik er daadwerkelijk van bevrijd ben.

Ik hoop zo dat het me eens zal lukken. Dat er werkelijk verbetering mogelijk is…….ik heb er eerlijk gezegd een hard hoofd in. Ik ben bang dat sommige dingen in dit leven niet tot een oplossing zullen komen, hoe graag ik het ook wil en hoe hard ik er ook voor werk. Maar voor wie in God geloofd, zal de hoop nooit sterven. Wie Jahweh vreest, is niet beangst En niet versaagd, want Hij zelf is zijn hoop. Jezus Sirach 34, 14 Al wie in de Heer gelooft, gaat met opgeheven hoofd!

Zo blijven bestaan Geloof, hoop en liefde, Drie in getal; Maar de grootste daarvan is de liefde. I Kor. 13, 13