Toen Jezus op een sabbat in een synagoge sprak, viel zijn oog op een vrouw die helemaal krom liep. Zij had deze ziekte al achttien jaar en kon helemaal niet rechtop lopen. Jezus riep haar bij Zich en zei: ‘U bent van uw ziekte verlost.’ Hij legde zijn handen op haar en op hetzelfde moment werd haar rug recht. De vrouw loofde en dankte God. Maar de leider van de synagoge was boos, omdat Jezus de vrouw op de sabbat had genezen. ‘De week heeft zes dagen om te werken!’ zei hij tegen de mensen. ‘Dan kunt u komen om genezen te worden. Maar niet op de sabbat!’ ‘Huichelaar!’ antwoordde Jezus. ‘U werkt nota bene zelf op de sabbat! Maakt u soms niet op de sabbat uw vee los van de voerbak om het buiten te laten drinken? Mocht Ik deze gelovige vrouw dan niet verlossen uit de greep van Satan, die haar achttien jaar gevangen heeft gehouden? Enkel en alleen omdat het sabbat is?’ Zijn tegenstanders schaamden zich. Maar de andere mensen waren heel blij over de geweldige dingen die Hij deed. Luc. 13, 10-17
Afgelopen week had ik, in mijn hoofd, een heel verhaal bedacht over slapen en vriendschap en dat wilde ik hier op gaan schrijven. Maar er kwam van alles tussen …… de witlof moest ingekuild, mensen gingen verhuizen, mensen vonden het nodig met mij ruzie te maken, leerlingen die wel les wilde in de herfstvakantie en ik weet het allemaal niet meer. Mijn hoofd liep om en niks lukte meer. Toen ging ook nog mijn e-reader kapot en lag ik een nacht met een koude tocht in de hangmat omdat mijn slaapzak stuk was gegaan (althans de ritssluiting. Mijn Vader zei vroeger altijd dat ritsen zijn uitgevonden door de Duivel om de mensen te leren vloeken. Ik denk dat hij gelijk had! Ik haat ritssluitingen.) Op zo een moment neemt mijn lijf het heft in eigen handen en zorgt ervoor dat ik pas op de plaats maak. Dit keer ging ik zó ongelooflijk door mijn rug. Ik heb weleens met een acute hernia in het ziekenhuis gelegen, maar dat was niets vergeleken met de pijn die ik nu had. Ik kon letterlijk alleen nog maar kruipen! Nish kwam gauw een spijkermatje brengen en na een paar dutjes daarop, kon ik weer redelijk bewegen. Mijn zelfherstellend vermogen is gelukkig groot, dus ik kon al vrij snel weer dingen doen. Zolang ik het maar bij één ding tegelijk hield en tussendoor steeds een wat langere pauze nam. Zo een spijkermatje is echt wel heel erg fijn! Ik heb er dan gelijk zelf ook één gekocht.
Omdat ik verder niet zo erg veel kon doen, heb ik veel nagedacht. Ik heb vooral nagedacht over vriendschap. En over familie. Ik heb niet zoveel vrienden, of mensen die ik mijn vriend noem. Er zijn wel veel mensen die mij vriend noemen, maar ik weet nooit zo goed wat ik daarmee moet of wat dat betekend. Ik vind dat als je zegt iemands vriend te zijn dat je er dan ten eerste altijd voor diegene bent. Ik neem mijn vrienden serieus, ook als ik het helemaal en totaal niet met ze eens ben. Ik luister, ik omarm en ik geef zonder iets terug te verwachten. Want bij echte vrienden gaat dat vanzelf. Ik ben er voor ze. En ik vertrouw erop dat zij er voor mij zijn. Dat is wellicht ook best veel gevraagd van mensen en vandaar dat ik niet zoveel vrienden heb. Het feit dat ik vrij onmogelijk ben om mee om te gaan en zeer gesloten vrijwel nooit iets van mezelf laat zien of loslaat, kan er ook iets mee te maken hebben. Ik heb één heel goede vriendin van wie ik superveel houd en die ik zeker weten midden in de nacht kan bellen en waar ze ook is, waar ik ook ben, ze springt in haar auto om me op te komen halen. Ik hoef haar nooit te bellen. Ik hoef haar nooit te schrijven, ik hoef haar echt niet elke week te zien, maar zij is er voor mij. En zo ben ik er ook voor haar. Heerlijk gevoel.

Sommige mensen hebben dat met familie. Ik weet niet zeker of ik daar nou jaloers op ben of niet. Ik verkeer wel eens in gezinnen die heel hecht met elkaar zijn en dan voel ik wel vaak een steek van het kleine groenogig monster, maar het lijkt me ook benauwend te kunnen werken. Zoals in de maatschappij dingen niet getolereerd of geaccepteerd worden, afgewezen of zelfs bestraft, zo werkt dat ook in families. Als ik op de sabbat iemand wil genezen, dan wordt daar afkeurend op gereageerd. Terwijl het helemaal niet de taak van de ander is om te oordelen. Hoe durft u te zeggen: “Kom, ik zal die splinter wel even uit uw oog halen,” terwijl u de balk in uw eigen oog niet eens ziet? Huichelaar! Haal eerst die balk uit uw eigen oog. Dan ziet u misschien scherp genoeg om die splinter uit het oog van de ander te halen. Lucas 6, 42 Net zo min het mijn taak is de ander te (ver)oordelen.

Na heel veel vijven en zessen is mijn lieve moedertje toch verhuisd naar een gezinsvervangend tehuis voor ouderen. Ze woont daar met zeven medebewoners op een gang. Overdag zijn er twee en ’s nachts is er één mens aanwezig om te zorgen. Ze eten gezamenlijk. Ze hebben een wandelclubje en ze mogen de hele dag vrij bezoek ontvangen en/of bij elkaar op bezoek gaan. Ik ben zo verschrikkelijk blij dat ze daar nu woont. Ik hoor alleen maar goede, positieve verhalen en ik zie op de foto’s hoe ze is opgevrolijkt en hoe veel meer energie ze nu weer heeft. Het is alleen jammer dat mijn schuwheid me tot nu toe heeft verhinderd zelf persoonlijk bij haar te gaan kijken. Ik heb het daar moeilijk mee. Van de buitenkant af gezien is het net of ik tegen de verhuizing was. Of dat ik niet om mijn Moeder geef omdat ik niet bij haar op bezoek kom. Of dat ik me helemaal en totaal niets van haar of de rest van mijn familie aantrek. Niets is minder waar! Maar er zijn van die dingen die zó pijn doen dat ik alleen maar kan gaan zitten wachten tot het overbeterd. Ik wíl heel graag elke dag naar Moeder voor een kletspraatje, een knuffel en een kopje thee maar mijn angst voor andere mensen verlamd mij. Ik ken die mensen niet die daar zijn en dan willen ze kennismaken, handje geven, praatje flauwekul HELP!!! Of nóg erger: ik kom daar mensen tegen die ik wél ken, in een andere context. Nu weet ik helemaal niet meer wat ik moet zeggen of hoe ik moet reageren. Voor alle zekerheid ga ik dus maar gewoon niet en gun het anderen die nu makkelijk bij Moeder over de drempel kunnen stappen. Makkelijker dan toen ze nog thuis woonde, omdat ze dichterbij woont. Maar ook omdat, ironisch genoeg, er nu 24 uur per dag zeven dagen in de week zorg is en niemand meer bang hoeft te zijn (voor andere familieleden bijvoorbeeld. Behalve ik natuurlijk, maar dat ligt aan mij, niet aan de omstandigheden)
Ik vroeg de therapeut bij wie we onlangs relatietherapie hadden of ze een uurtje met mij kon praten over al deze dingen. Ze zei dat ik veel meer en veel beter voor mezelf moet opkomen. Ophouden met invullen en zelfondermijning. Ophouden met weglopen en ontkennen en het er maar bij laten zitten. Ze vindt dat ik terug moet leren komen op onaangename situaties en dan vooral voor mezelf opkomen om te laten zien, aan mezelf, dat het soms echt niet aan mij ligt. Dat een ander ook wel eens een fout kan maken. Of boos kan worden, al dan niet terecht. Ik vind het moeilijk. Ik ben gewend de fout bij mezelf te vinden en de ander te verexcuseren, zelfs zonder dat daarom gevraagd wordt. Vergeving bestaat voor iedereen. Het is voor mij alleen bijzonder lastig mezelf te vergeven. Ik ga dat nog leren. Hopelijk.
