Zaligsprekingen

Ik las een boek. Nou is dat niet zo vreemd want ik lees heel veel boeken. Ik heb ook niet echt een genre of een soort boek wat ik graag lees. Mijn criterium is eigenlijk alleen dat ik mezelf moet kunnen verliezen in het boek. Want dat is de voornaamste reden om te lezen: weg uit deze wereld. Veel belangrijker dan het onderwerp of het verhaal is voor mij dus de sfeer, het taalgebruik en of ik me kan inleven in de hoofdpersoon en/of de situatie. Het gevolg is dat ik net zo makkelijk science fiction van Asimov lees als een feelgood roman van de Engelse schrijver Mansell. Net zo graag het fantastische boek The story of God van Matheson met zijn unieke kijk op God en Zijn schepping als De woede van Abraham van Braam over de bouw van het Noord Hollands kanaal. Als het me maar grijpt in de eerste paar bladzijdes. Als je meer wilt weten over wat ik allemaal lees, klik dan hier. Af en toe komt er een boek langs dat me meer grijpt dan anderen.

Raak de wonden aan van de Tsjechische priester en filosoof Thomas Halik is zo een boek. Ik heb al wel meer van hem gelezen maar dit boek kwam echt binnen. Hij schrijft (natuurlijk) over de apostel Tomas die voor ons de belangrijkste apostel is. Hij was de eerste die een Credo (geloofsbelijdenis) uitsprak. Hij leert ons geloven zonder te zien. Ik heb al eerder over hem geschreven, zie hier.

En Thomas, een van de twaalf, Didymus genoemd, was niet bij hen toen Jezus daar kwam. De andere discipelen dan zeiden tegen hem: Wij hebben de Heere gezien. Maar hij zei tegen hen: Als ik in Zijn handen niet het litteken van de spijkers zie, en mijn vinger niet steek in het litteken van de spijkers, en mijn hand niet steek in Zijn zij, zal ik beslist niet geloven. En na acht dagen waren Zijn discipelen weer binnen en Thomas was bij hen. Jezus kwam terwijl de deuren gesloten waren, en Hij stond in hun midden en zei: Vrede zij u. Daarna zei Hij tegen Thomas: Kom hier met uw vinger en bekijk Mijn handen, en kom hier met uw hand en steek die in Mijn zij; en wees niet ongelovig, maar gelovig. En Thomas antwoordde en zei tegen Hem: Mijn Heere en mijn God! Jezus zei tegen hem: Omdat u Mij gezien hebt, Thomas, hebt u geloofd; zalig zijn zij die niet gezien zullen hebben en toch zullen geloven. Joh. 20, 24-29

Het interessante van het schrijven van Halik over Tomas vind ik de lijnen die hij legt. Niet alleen van de geschiedenis naar ons toe, maar ook binnen de geschiedenis zelf. Waar Pilatus na Zijn geseling Jezus aan het volk toont en zegt: ecce homo! (Zie hier de mens) laat Jezus zich van Zijn menselijke kant zien. Hij die zonder zonden was en niet had mogen sterven, omarmt Zijn mens-zijn dusdanig dat Hij niet anders dan gehoorzaam aan de Vader Zijn lot ondergaat. Zijn menselijke kant. Waar Tomas Hem na Zijn Opstanding uiteindelijk herkent en zonder aarzeling roept: mijn Heer en mijn God! De eerste geloofsbelijdenis. Hier laat Jezus zich van zijn Goddelijke kant zien, Zijn verheerlijkt lichaam na de opstanding, en Tomas mag het niet alleen zien hij mag Hem ook aanraken. Daar waar Jezus na Zijn opstanding tegen de vrouwen zegt: raak me niet aan! geeft Hij Tomas gelegenheid zich te vergewissen dat Hij daadwerkelijk zijn vriend en rabbi Jezus is, de opgestane Heer.

Jezus zei tegen haar: Vrouw, waarom huilt u? Wie zoekt u? Zij dacht dat het de tuinman was, en zei tegen Hem: Mijnheer, als u Hem weggedragen hebt, zeg mij dan waar u Hem neergelegd hebt en ik zal Hem weghalen. Jezus zei tegen haar: Maria! Zij keerde zich om en zei tegen Hem: Rabboeni; dat betekent: Meester. Jezus zei tegen haar: Houd Mij niet vast, want Ik ben nog niet opgevaren naar Mijn Vader, maar ga naar Mijn broeders en zeg tegen hen: Ik vaar op naar Mijn Vader en uw Vader, en naar Mijn God en uw God. Joh. 20, 15-17

Portugese School, 15e eeuw

Toen nam Pilatus dan Jezus en geselde Hem. En de soldaten vlochten een kroon van dorens en zetten die op Zijn hoofd, en zij deden Hem een purperen bovenkleed om, en zeiden: Gegroet, Koning van de Joden! En zij gaven Hem slagen in het gezicht. Pilatus dan kwam weer naar buiten en zei tegen hen: Zie, ik breng Hem tot u naar buiten, opdat u weet dat ik geen schuld in Hem vind. Jezus dan kwam naar buiten met de doornenkroon op en het purperen bovenkleed aan. En Pilatus zei tegen hen: Zie, de Mens! Joh. 19, 1-5

Halik noemt geloven een staat van niet onverschillig zijn. Hij stelt dat er moed nodig is om de onverschilligheid achter te laten, omdat dat betekend dat je de nood en ellende van de ander daadwerkelijk gaat zien. Er is geen ruimte om voorbij te lopen aan honger, leed, pijn, dood. Door deze zaken echt te zien en binnen te laten komen in je hart, kom je dichterbij Jezus, dichterbij God. Liefde is dat ik de ander alle goeds toewens en dat ik bereid ben hem dat ook te bewijzen, zo goed als in mijn vermogen ligt. Haat betekent dat ik de ander het kwade toewens en bereid ben hem dat kwaad ook aan te doen, zodra de gelegenheid zich voordoet. (einde citaat) Daarmee wil hij zeggen, volgens mij tenminste, dat liefde en haat alleen werkelijk (kunnen) zijn als je er ook zelf iets mee of aan wilt doen. Als je echt liefde hebt voor de mensheid, loop je niet aan hun ellende voorbij, maar doe je er alles aan om dat leed te verzachten. Andere kant op ook: als je echt haat voelt, moet je ook zelf bereid zijn er iets aan te doen. Als ik zo kritisch naar mijn liefde en haat kijk, blijkt het allemaal heel wat milder te zijn dan van de buitenkant af gedacht. In iedere mens Christus zien, daar moet ik naar streven! Niet alleen in zieken en zwakken en mensen die sympathie oproepen door hun ellende, maar juist ook voor de criminelen, de haters, de slechteriken. Zij zijn ook geschapen naar Zijn beeld en gelijkenis. Zij zijn ook op zoek. Zij zijn ook hongerig en lijden evenzeer. In zekere zin zou je kunnen zeggen dat Christus juist in hen opnieuw gevangengenomen zit. Aan ons hen te bevrijden! Ik streef er naar en ik zeg het vaak: wees aardig tegen onaardige mensen; zij hebben het het hardst nodig!

Stel je een gevangenis voor. Twee gevangenen gescheiden door een muur kunnen alleen met elkaar communiceren door te kloppen op diezelfde muur die hen scheidt. De muur die hen scheidt, is ook de enige manier van communiceren. Misschien kunnen we zo naar God kijken. Christus nodigt ons uit om met hem te communiceren. En God nodigt ons uit een relatie met Hem aan te gaan door middel van Christus. Christus kan die scheidende muur zijn die ons met God verbindt. Christus Jezus die mens is zoals wij, maar die ook God is.

Jezus zei tegen hem: Ik ben de Weg, de Waarheid en het Leven. Niemand komt tot de Vader dan door Mij. Joh. 14, 6

Jezus op de koude steen (traditionele afbeelding van Jezus tussen geseling en kruisiging)

Toen Jezus de menigte zag, ging Hij de berg op, en nadat Hij was gaan zitten, kwamen Zijn discipelen bij Hem. En Hij opende Zijn mond en onderwees hen. Hij zei: Zalig zijn de armen van geest, want van hen is het Koninkrijk der hemelen. Zalig zijn zij die treuren, want zij zullen vertroost worden. Zalig zijn de zachtmoedigen, want zij zullen de aarde beërven. Zalig zijn zij die hongeren en dorsten naar de gerechtigheid, want zij zullen verzadigd worden. Zalig zijn de barmhartigen, want aan hen zal barmhartigheid bewezen worden. Zalig zijn de reinen van hart, want zij zullen God zien. Zalig zijn de vredestichters, want zij zullen Gods kinderen genoemd worden. Zalig zijn zij die vervolgd worden om de gerechtigheid, want van hen is het Koninkrijk der hemelen. Zalig bent u als men u smaadt en vervolgt, en door te liegen allerlei kwaad tegen u spreekt, omwille van Mij. Verblijd en verheug u, want uw loon is groot in de hemelen, want zo hebben ze de profeten vervolgd die er vóór u geweest zijn. Mat. 5, 1-12

In de Bergrede spreekt Jezus negen zaligsprekingen. Het antwoord wat Hij Tomas geeft, kun je zien als de tiende: zalig diegene die niet hebben gezien en toch geloven.

Plaats een reactie