1 Tim. 6, 3-12 Er zullen ook mensen komen die andere dingen aan de broeders en zusters leren dan ik hun geleerd heb. Dat zijn trotse en eigenwijze mensen. Zij willen zich niet houden aan de gezonde woorden van onze Heer Jezus Christus. Ze houden zich niet aan de manier waarop we God moeten dienen. Ze hebben er niets van begrepen. Ze maken ruzie en zeuren over onbelangrijke dingen. Ze veroorzaken jaloersheid, ruzies, geroddel en wantrouwen. Al dat geharrewar ontstaat doordat ze niet meer helder denken en de waarheid zijn kwijtgeraakt. Ze denken dat het dienen van God een manier is om rijk te worden. Blijf bij zulke mensen uit de buurt. Maar het dienen van God is wel een grote rijkdom, als we ook tevreden zijn met wat we hebben. Want we hebben niets op de wereld meegebracht toen we geboren werden, en het is duidelijk dat we ook niets uit de wereld kunnen meenemen als we sterven. Als we onderdak, eten, drinken en kleren hebben, moeten we tevreden zijn. Maar mensen die graag rijk willen worden, lopen in de val van de duivel. Ze krijgen allerlei dwaze en verkeerde verlangens, waardoor het langzaam maar zeker slecht met hen afloopt. Want het verlangen naar geld is de bron van al het kwaad. Sommige mensen zijn het geloof kwijtgeraakt en in allerlei ellende terecht gekomen, doordat ze zo graag rijk wilden worden.
Maar jij, man van God, blijf ver bij al deze dingen vandaan. Verlang naar eerlijkheid, een heilig leven, geloof, liefde, geduld en vriendelijkheid. Doe je uiterste best voor het geloof. Grijp het eeuwige leven. Want daarvoor ben je geroepen en daarvoor heb je tegen heel veel mensen duidelijk over het geloof gesproken.
De gezonde woorden van Jezus Christus. Eens even denken over welke woorden spreekt Timotheus? Ik denk aan de geschiedenis dat men aan Jezus vraagt welk gebod het belangrijkste is. Jezus antwoordt dan dat het belangrijkste gebod is God lief te hebben boven alles en de naaste lief te hebben als jezelf. Met andere woorden: wat gij niet wilt dat u geschiedt, doe dat ook een ander niet. Dat klinkt toch vrij eenvoudig. Iedereen weet wel wat je niet wil. Je wilt graag jezelf zijn, niet veroordeeld of geoordeeld worden, vriendelijk bejegend worden en dat als je een keer een fout maakt of een zonde begaat, vergeven worden. Dat dan aan de ander schenken. Iedereen mag zichzelf zijn. Maar hoever moet je daarin gaan? Mag je er iets van zeggen als je vindt dat iemand zich onbehoorlijk gedraagt? Zelf neem ik bv aanstoot aan toeristen die in bikini of alleen een zwembroek door het dorp lopen. Ik bedoel prima als je dat doet op het strand maar is het nou zo moeilijk om even iets aan te schieten wanneer je boodschappen gaat doen? Als ik er wat van zeg, kom ik dan aan het zichzelf zijn van diegene die er blijkbaar geen probleem mee heeft halfnaakt door het dorp te lopen? Misschien. Oordeel of veroordeel ik die mensen? Misschien een beetje. Misschien vind ik het onnadenkend en van weinig esthetisch en ethisch besef getuigen. Ik zeg er niks van, maar in stilte oordelen is wellicht even onvriendelijk. Ik probeer altijd vriendelijk te blijven en ik heb mezelf aangeleerd om weg te lopen als ik denk dat ik dat niet vol kan houden. Van nature ben ik nogal een flapuit en ik kan nogal intimiderend overkomen, niet dat ik het zo bedoel maar perceptie is alles. Soms, nee vaak! zeg ik dan liever niets in plaats van mijn mening te geven omdat ik weet dat die moeilijk valt in het gezelschap waarin ik op dat moment verkeer. Zo bepaalt de omgeving vaak waar het gesprek over gaat en dat is ook niet erg. Mijn vrijheid houd namelijk op waar die van jou begint. Dat is het gedoe met vrijheid, het is makkelijk om elkaar voor de voeten te lopen of het gras voor andermans voeten weg te maaien.
Dan draai ik het eens om. Ik loop graag en eigenlijk altijd op mijn blote voeten. Als ik dat gewoon op straat doe, zijn er vaak mensen die het nodig vinden mij daarop te wijzen. Als ik ergens heen ga waar mensen aanstoot zouden kunnen nemen aan blote voeten, zorg ik dat ik iets mee heb om aan mijn voeten te trekken. Sandalen, klompen of sokken, alles beter dan blote voeten. Maar omdat ik meestal gewoon op blote voeten loop, vergeet ik dat ook nog weleens. En voordat ik me kan verontschuldigen, zijn er eigenlijk altijd al mensen die roepen hoe erg het is dat ik geen schoenen draag. Echt! Ik snap het en ben mijn schoenen vergeten! Sorry! Maar mijn verontschuldiging verdwijnt in de verontwaardiging en het onvermogen van mensen te begrijpen dat ik schoenen vergéét. Zouden die mensen die in badpak over straat lopen zó comfortabel in hun lijf zitten dat ze kleren zijn vergéten? Is het dan dat ik jaloers ben op hun zelfvertrouwen en het daarom zo erg vind?
Een ander voorbeeld: Laatst verbeterde ik op een briefje een koe van een taalfout. Iemand zag dat en keek me verbaasd aan. Ik vertelde hem dat het mijn grootste ergernis is; taalfouten! Hij vroeg me waarom. Ik had daarop geen antwoord. Ik kan me gewoon niet voorstellen dat je een taalfout ziet en geen drang voelt die te verbeteren. Ik had me nooit gerealiseerd dat er ook mensen zijn die het wel zien, maar geen behoefte voelen tot corrigeren. En daarom probeer ik anderen altijd het voordeel van de twijfel te geven. De chagrijnige buschauffeur heeft misschien wel slecht geslapen afgelopen nacht en de bekende die me straal voorbij loopt zonder te groeten heeft waarschijnlijk heel belangrijke zaken aan het hoofd.
Dat denk ik dan ook van oorlog. Hoe kan het nog steeds oorlog zijn als iedereen individueel liever vrede heeft? Mensen die oorlog willen, hebben daar iets mee te winnen. Anders wil je dat niet. Er zijn dus mensen die geld verdienen aan oorlog, dat moet wel. Wat als soldaten nou gewoon weigeren te vechten? Zou er dan eindelijk vrede kunnen komen? Ik denk maar steeds aan die slogan uit de jaren 70: stel er komt oorlog en niemand gaat er naar toe. Al met al is onze taak als Christenen vrij duidelijk: we volgen de gezonde woorden van Jezus. We hebben God lief boven alles en houden van de naasten als van onszelf. Ik zou er aan toe willen voegen: als er oorlog komt, gaan we er niet naar toe.
